Op het Texelse strand spoelt er vanalles aan: schelpen, plastic, juthout, levende of dode dieren, flessenpost en nog veeel meer. Een eeuwenoude traditie is dan ook het strandjutten. Na een zware storm ging men naar het strand om te kijken of er nog iets bijzonders was aangespoeld.

Als er iets waardevols aanspoelt, wordt dit door de strandvonderij geborgen en - wanneer mogelijk - teruggebracht bij de oorspronkelijke eigenaar. Texel heeft één strandvonder en zes hulpstrandvonders. Je mag dus niet zomaar alles meenemen wat je vindt op het strand. Is er geen rechtmatige eigenaar? Dan gaat de opbrengst naar de staat. De eerlijke vinder krijgt tien procent, met een maximum van 1000 euro.
In deze blog, waarvan je meer kunt lezen in het boekje “verhalen over Texelse strandvondsten” geef ik je een beeld van wat voor bijzonders er allemaal aanspoelt op ons mooie, fijne Texelse strand. Wie weet dat jij na een mooie noord-noordwester storm ook wel eens in alle vroegte een kijkje gaat wagen?

Decembermaand 2012…
Twaalf december 2012, weet je het nog? Bultrug Johannes spoelde aan op de Razende bol (Texels grondgebied). Deze zandplaat ligt iets ten westen van het Marsdiep. De walvis was tien meter lang en zestien ton zwaar. Het dier leefde nog en heel Nederland was ervan in de ban. De ene riep dat het dier uit zijn lijden moest worden verlost, en de ander wilde het dier redden. Alles is gedaan om de bultrug weer te water te laten, maar hoe erg men ook zijn best deed, na een mislukte poging lukt het niet het dier weer naar zee te brengen. Van alle commotie die er was ontstaan nam het Rijk Economische Zaken de beslissing dat Johannes met ‘een spuitje’ uit zijn lijden moest worden verlost. Pfoe, hoeveel werkzame stof spuit je in zo’n allemachtig zoogdier? Op 16 december overleed het dier. Volgens patholoog-anatoom van de faculteit Dierengeneeskunde in Utrecht ten gevolge van ernstige beschadiging van de spieren. De bultrug had in de voor hem onnatuurlijke omgeving boven water dagenlang zijn eigen gewicht moeten torsen. De emoties liepen hoog op. Via Twitter ontvingen medewerkers van Ecomare zelfs doodsbedreigingen. Uiteindelijk is Johannes, die overigens een Johanna bleek te zijn, getransporteerd naar Museum Naturalis.

In diezelfde decemberweek gebeurde er iets bijzonders op de Razende Bol. Het bleef in de schaduw van het verhaal van Johannes/Johanna, maar iets wat voor Ecomare wél heel goed uitpakte…

Op 15 december 2012 spoelde er op de zandplaat een dode potvis aan (op nog geen 600 meter van de bultrug)! Dat gebeurt maar zelden, want potvissen komen in de Noordzee niet veel voor. Op Texel spoelde er maar twee keer eerder een aan: in 1793 en 1953. De potvis die in december 2012 aanspoelde had een scheur van twee meter aan zijn rugzijde. Volgens Pierre Bonnet kan het dan gebeuren dat zo’n potvis helemaal stuk scheurt als je hem gaat vervoeren. Maarja, Ecomare wilde het skelet dolgraag hebben. Voor de ingang staat het skelet van de potvis die in 1953 aanspoelde, maar die heeft z’n beste jaren wel gehad.

En zo werd de dode potvis naar het NIOZ-haventje gesleept. Met man en macht zijn ze gaan snijden. Al het vlees moest eraf om het skelet vrij te maken. Ineens roken ze een bijzondere geur, heel anders dan de vreselijke geur van rotting. Dit moest ambergris zijn!
In het darmkanaal van de gestrande potvis bleken zich maar liefst vijf grote brokken zeer zeldzame ambergris te bevinden.

Nice to know:
Bonnet: ‘Potvissen leven voor een belangrijk deel van inktvissen. De scherpe, onverteerde inktvisbekjes braken ze iedere week uit, maar één op de honderd potvissen heeft een maagprobleem. Daar gaan de scherpte inktvisbekjes verder het darmstelsel in, hechten zich soms vast aan de darmwand en veroorzaken bloedingen. Het darmstelsel reageert daarop door een bruingrijze, wasachtige stof rondom deze bekjes af te zetten: ambergris. De parfumindustrie is er dol op vanwege het vermogen van deze stof om geuren vast te houden. Een chemische variant ervan heeft men tot nu toe niet kunnen maken. Omdat de vorming van ambergris dus maar weinig voorkomt en de stof dus ook maar weinig wordt gevonden, is het zeer zeldzaam.’

83 kilo ambergris werd er bij elkaar gevonden. Brokken zo hard als hout. Na indroging bleef er zo’n 65 kilo over en het spul werd in december 2013 verkocht. Pierre Bonnet en Kees Groenewoud vertelden hun verhaal onder meer in De Wereld Draait Door. De onbekend gebleven koper betaalde er een half tot één miljoen euro voor. Het geld wordt gebruikt voor nieuwe tentoonstellingen in Ecomare. Een klein stukje ambergris is in Ecomare achtergebleven en kun je bezichtigen en ruiken!

Fotograaf Salko de Wolf uit Den Hoorn is vaak te vinden op het strand. In alle stilte, met een camera om zijn nek, een thermoskan thee en een broodje mee. Zoeken naar aangespoelde dieren of vogels, maar hij hoopt ook altijd op iets geks. Zoals die keer met al die blikjes sinas op het strand.
Zijn mooiste vondst is het ruggenwervel van een wolharige neushoorn. Waarschijnlijk is deze op het strand beland met de strandsuppletie. Er stak iets boven het zand uit, en het bewoog niet als Salko er een trap tegen gaf. Salko begon met graven: er kwam een enorm wervel tevoorschijn. Helemaal intact. Dat is natuurlijk erg bijzonder, vooral als je je bedenkt dat zo’n object misschien wel 40.000 jaar oud is! Je kunt ‘m nu bewonderen bij Ecomare.

Een andere bijzondere vondst: het schedel van een enorme grijze zeehond! Het dier woog zo’n driehonderd kilo en was al gesignaleerd in de NIOZ-haven. Het lijk stonk zo erg dat ze er niet in durfde te snijden. Een paar weken later werd het dier weer gezien: kapitein van de TESO - Richard Koopman - vertelde Salko dat er een dode walvis in het Marsdiep dreef. Dit bleek dezelfde dode, mega grote zeehond te zijn. Weer even later liep Salko langs de wadkant. En daar lag die zeehond weer! Het was mooi weer geweest en het lijk was aardig ingedroogd. Salko ging op zoek en vond twee rubber handschoenen en een paar flessen. Met glasscherven heeft hij de kop eraf gesneden. Het is het grootste zeehondenschedel die ze bij Ecomare in de tentoonstelling hebben.

 

Van de amazone tot op de hors
Behalve schelpen, plastic en juthout spoelen er ook zaden en vruchten aan op het Texelse strand. Texelaar Gerhard Cadée doet er al tientallen jaren onderzoek naar. Gerard: “Planten hebben allerlei manieren ontwikkeld om zich te verspreiden, een daarvan is via zaad: bijvoorbeeld door de wind, in de vacht van dieren, worden opgegeven en weer uitegescheiden door vogels of verspreiden zich via het water. Zo geven veel lianensoorten in de mangrovebossen en palmbomen op tropische eilanden hun zaden en vruchten mee aan de zee.” De meeste tropische zaden die op Texel aanspoelen komen uit tropisch Amerika. De tocht naar Texel duurt zo’n anderhalf jaar. Mocht je op Texel op zoek willen naar je eigen lucky bean, dan heeft Gerhard Cadée een tip voor je: zoek op de hoogste aanspoelsellijn, liefst daar waar die niet meteen onder stuifzand verdwijnt. De meeste kans heb je in de Slufter of op de Hors. Vind je zelf een onbekende vrucht of zaad en wil je weten wat het is? Dan kun je een foto mailen naar .

Om het blog af te sluiten nog een lesje jutten voor beginners van Hans Eelman:
‘Je hebt drie categorieën aanspoelsels:
1. afkomstig van de bodem van de zee;
2. zwevend materiaal en
3. drijvend spul.
De zwaarste materialen, stenen, scheepsdelen, fossiele botten, liggen het dichtst bij de laagwaterlijn. Wat lichter materiaal ligt hoterop op het strand, denk aan een glazen fles. Het lichte spul ligt aan de rand van de hoogwaterlijn.’

En er worden nog veel meer bijzondere dingen gevonden op het Texelse strand! Ben je benieuwd? Lees dat het boekje ‘verhalen over Texelse strandvondsten.’

Met dank aan Harry Gerritsma


Lees en bekijk meer van Jorinde